Bulletineke Justitia
U bent hier:

Wraakporno: een lesje internetveiligheid?

Het zal je vast niet zijn ontgaan, de wraakporno-zaak. Via een nep-account werd er een seksfilmpje van de 21-jarige Chantal uit Werkendam verspreid op Facebook. Het filmpje, gemaakt door haar ex-vriend, werd in januari dit jaar op het sociale media netwerk geplaatst. Chantals ex-vriend ontkent echter dat hij degene is die achter het account zit. Chantal besluit daarom naar de rechter te stappen om de persoonsgegevens van het account te achterhalen. Deze uitspraak lijkt een precedent te scheppen voor een reeks van zaken die nog zullen volgen. Waarom? Ik leg het uit.

Wat doe je eigenlijk als je te maken krijgt met ongewenste beelden op sociale media?
Diverse sociale media platforms kennen een zogenaamde ‘report button’. Met een druk op deze knop meld je dat deze beelden “niet oké” zijn om ze vervolgens verwijderd te zien. Chantal en haar moeder maakten ook gebruik van deze knop op Facebook, waarna het filmpje ook vrij snel verwijderd werd. Maar het kwaad was natuurlijk al geschied. Omdat Chantal haar schade wil verhalen, verzoekt ze om de persoonsgegevens van de persoon achter het account. Een bedrijf als Facebook heeft echter te maken met Privacywetgeving en geeft persoonsgegevens van haar gebruikers niet zomaar prijs. Chantal besluit naar de rechter te stappen omdat Facebook deze gegevens niet wil prijsgeven.

Op 26 juni jongstleden oordeelde de Rechtbank Amsterdam in bovengenoemde zaak.[1] Facebook kreeg de opdracht om binnen twee weken de gebruikersgegevens van het account te verstrekken. Van begin af aan heeft Facebook echter beweerd niet meer over deze gegevens te beschikken. Toch oordeelde de rechter tot het verstrekken van deze gegevens. Wat heeft hiertoe geleid? Volgens Menno Weij heeft Facebook dit aan haar eigen processtrategie te danken.[2] Zo waren er geen mensen van Facebook tijdens de zitting aanwezig en konden de advocaten niet voldoende duidelijkheid verschaffen over het feit waarom Facebook niet meer over deze gegevens beschikte. Veel belangrijke feiten werden daarom in het midden gelaten. Niet alleen dit deed Facebook ongeloofwaardig overkomen, ook speelde het feit mee dat zij in haar algemene voorwaarden suggereert op te treden tegen dergelijke verspreidingen. De vordering is gebaseerd op onrechtmatig handelen. Door het niet prijsgeven van de persoonsgegevens, handelt Facebook onzorgvuldig jegens Chantal. Dit heeft Facebook niet betwist. Eigenlijk heeft Facebook maar één verweer gevoerd, namelijk dat zij deze gegevens simpelweg niet meer kán verstrekken.

Nu Facebook geen gehoor heeft gegeven aan het bevel van de rechter om de persoonsgegevens te verstrekken aan Chantal, moet het bedrijf een externe partij toelaten om een onafhankelijk onderzoek te verrichten. Wie dit moet gaan verrichten, is aan de procespartijen om te beslissen. Chantal en Facebook worden het echter ook hier niet over eens. Beiden partijen droegen een expert voor. Zo wilde Chantal de Nederlandse expert Mark Hoekstra aanstellen, maar Facebook opteerde voor de Ierse O’Reilly. Tijdens de zitting van 6 november 2015 deed de rechter opnieuw uitspraak. Facebook gaf tijdens de zitting aan geen bezwaar te hebben tegen het aanstellen van twee deskundigen, mits Hoekstra dan een observerende rol zou hebben en O’Reilly een uitvoerende. De zaak is aangehouden tot 20 november 2015 zodat Chantal en Facebook onderling afspraken kunnen maken over de uitvoering van het onderzoek. Komen zij er niet uit, dan beslist de rechter hierover.

Maar wat betekent dit oordeel eigenlijk voor de praktijk?

Nu de rechter heeft geoordeeld dat Facebook de gegevens moet verstrekken, zullen wellicht meerdere rechtszaken volgen. Als Facebook dit geschil had willen voorkomen, had zij de persoonsgegevens van gebruikers moeten bewaren die onrechtmatige content plaatsen op het platform. Daarmee zou zij lijnrecht ingaan tegen artikel 31 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Wel is dit gunstig voor slachtoffers van dergelijke onrechtmatigheden op sociale platforms. Het is de eerste keer in Nederland dat een particulier een rechtszaak aanspant tegen Facebook waarin de rechter beveelt tot het verstrekken van persoonsgegevens. Je kunt je afvragen of dit niet te veel gevraagd is van een sociaal media platform. Niet alleen dienen zij na elke rapportage “Niet oké” deze gebruikersgegevens te achterhalen en te bewaren, ook lopen zij een groot risico om te worden aangesproken door slachtoffers terwijl Facebook niet eens altijd op de hoogte is van de onrechtmatig geplaatste inhoud.

In Engeland is het verspreiden van wraakporno wel expliciet strafbaar gesteld. Ik ben echter de mening toegedaan dat de oplossing niet moet worden gezocht in het strafbaar stellen daarvan. Het lijkt er immers op dat we de gevaren van het internet nooit leren kennen. Hoe bestendig je relatie ook is, als je geen carrière in de porno-industrie ambieert, is het beter om intieme momenten niet te delen.

[1] Rechtbank Amsterdam (Voorzieningenrechter) 25 juni 2015, nr. C/13/587124 / KG ZA 15-594 MvW/MB m.nt. prof. A.R. Lodder.
[2] www.solv.nl /weblog/de-wraakporno-zaak-waarom-facebook-de-schuldvooral-bij-zichzelf-moet-zoeken/20557#!lang=en.

The post Wraakporno: een lesje internetveiligheid? appeared first on Bulletineke Justitia.